Als je een durfinvesteerder bent zoek je naar een manier om van miljoenen miljarden te maken. Je zou, als je ooit alleen maar had verdiend aan propriëtaire bedrijven, misschien de conclusie trekken dat je met open source nooit flink kunt scoren.
En als je zoals investeerder Andreessen Horowitz en voormalige XenSource-CEO Peter Levine rijk bent geworden van een open source-platform, zou je misschien concluderen dat je wel kunt scoren met open source, maar er nooit zo rijk van zult worden als Oracle of zelfs Red Hat door het uitventen van Linux en GNU-commons. Dat is dan ook de conclusie van Levine in een opiniestuk op TechCrunch met de titel 'Waarom er nooit een tweede Red Hat zal zijn: de economie van open source'.
Niet open source zelf afbakenen
Maar die twee visies zijn niet meer zo van toepassing na recente ontwikkelingen in de open source-wereld. Het is mogelijk om een waardevol, groot bedrijf te laten groeien met open source. De sleutel tot succes ligt in het juist vermijden van het monetizen van open source delen en daaromheen te innoveren. Dat klinkt misschien contra-intuïtief, maar het gebeurt bij bedrijven als Google, Facebook, Square, LinkedIn en Twitter.
Geen van deze bedrijven verkoopt software. Ze verkopen zelfs geen platform. Elk heeft een bedrijfsmodel dat gestoeld is op open source-software en ze zijn allemaal gestart met nieuwe projecten op die basis die ontwikkelaars willen gebruiken. Die ontwikkelaars zijn niet aan het concurreren. Ze zijn gebaat bij de open source-code die wordt gebruikt en ze lossen daarom bugs op en ontwikkelen features.
OS is óók gestoeld op eigenbaat
Slimme ontwikkelaars begrijpen dat hun bijdrages aan het originele project logischer is dan het onderhouden van een eigen fork van de code. Daarom werken ze mee. Sommige mensen zien dit als een 'gift economy' (een tegenhanger van een economie gebaseerd op een beloningseconomie waarbij direct duidelijk is wat je ervoor terugkrijgt). Zo'n groepsgevoel is belangrijk voor open source, maar het gaat fundamenteel om eigenbaat: ervoor zorgen dat jouw code terechtkomt op een plek waar de meeste mensen gemotiveerd zullen zijn om hem te gebruiken.
Het idee dat open source een upstream nodig heeft als er een verdienmodel is, lijkt nogal achterhaald. Nu een tijdperk van Git, distributed revision control, forks en pull-requests is het concept upstream nauwelijks nog van belang. De code stroomt naar de plek waar het de meeste kans op verbetering heeft. Als dat het originele project is, dan kun je dat upstream noemen, maar met de Git-generatie kunnen er veel peers zijn en de codestroom gaat alle kanten op.
Dictator vernielt open source
Het gevolg is dat het dom is om een bedrijfsmodel te stoelen op het idee dat er een soort master-upstream is. Open source werkt het beste niet als je een dictator bent, maar als je een geliefde uitbater bent. Je verdient niet aan het verkopen van ondersteuning en diensten - hoewel dit een goed model is als je niet te groot wilt worden - maar door deel uit te maken van een gigantisch, gedistribueerde R&D-community. Bugfixes en nieuwe features stromen binnen terwijl leden van de gemeenschap iets bijdragen aan de uitbater waar iedereen gebruik van maakt.
Op de volgende pagina: Wat er voortkomt uit open source-projecten zorgt voor successen bij grote bedrijven.
In deze wereld nemen mensen jouw code en gebruiken deze programmatuur. Dat is de flexibiliteit die je krijgt van een open source-licentie. Als je de boel probeert te controleren via verziekende regeltjes - bijvoorbeeld door vereisen dat mensen voldoen aan een sociale norm of een juridische overeenkomst sluiten - is de kans groot dat die gemeenschap zich van je afkeert. Ze nemen dan de code die jij wilde licentiëren en maken een fork met een bloeiende community erachter zonder jou.
Verdienmodel schaadt community
Ironisch genoeg zorgen de dingen die durfinvesteerders vragen van open source-startups er juist voor dat getalenteerde ontwikkelaars het project in de steek laten. De investeerder die erop uit is om de volgende Oracle te maken, zet direct een rem op de potentiële groei. Sommige leden van de community die bijdragen aan de code, verdienen daar direct aan. Maar de community als geheel bestaat uit diverse soorten bijdragers die allemaal hun eigen motivatie hebben om mee te werken en daardoor zelf dingen bereiken.
Een community heeft geen verdienmodel - dat is iets voor bedrijven. Als de motivatie van enkele deelnemers is om er zelf aan de bijdrages te verdienen, dan is dat prima. Maar de community zelf draait om de vrijheid om ervoor te zorgen dat deelnemers elkaar verder helpen om hun doelen te bereiken, niet om het al dan niet aanwezige winstpotentieel.
Flexibiliteit leidt tot succes
Daarom hebben de grootste open source-projecten van de laatste jaren geen dominant bedrijf dat de boel beheerst. Twitters Bootstrap, Facebooks Open Compute, Square's Picasso en OpenStack bedienen elk een eigen markt. Elk project heeft een oprichter erachter die groot voordeel behaalt met de innovatie uit het project. Niemand meet dat succes af als een manier om een nieuw, groot softwareconcern te worden.
Ik zou nog een stap verder gaan dan Levine die 'open source as a service aanhaalt', oftewel het maken van een platformbedrijf. Het gaat om de ontwikkeling die open source heeft doorgemaakt. De grote bedrijven van straks verdienen niet door open source te gelde te maken, maar door te verdienen aan de innovaties die eruit voortkomen. Dus hoeveel bouwstenen draag je eraan bij? Hoe groot is het R&D-team dat je hiervoor gebruikt? Hoeveel bedrijven hebben een systeemarchitectuur die hierop aansluit?
Hierom is de flexibiliteit van open source - waarbij software voor elk doel gebruikt mag worden en de broncode mag worden aangepast - zo belangrijk. Als je deze vrijheden inperkt ten behoeve van een verdienmodel, saboteer je eigenlijk je eigen groeimogelijkheden.
Reageer
Preview