Het idee van een terminal waarbij het rekenwerk allemaal wordt uitbesteed aan een server is verre van nieuw. De thin client heeft een niche bemachtigd, maar het is nooit de revolutionaire computingtrend geworden die ons een jaar of vijftien geleden werd voorgehouden. Thin clients zie je vooral in organisaties waarbij gebruikers heel mobiel zijn en snel inprikken op een andere terminal; in ziekenhuizen bijvoorbeeld, waar artsen en assistenten snel wisselen op een apparaat zonder lokale omgeving en deze thin client een profiel aanspreekt op een server.
Fat client leeft
In mijn begintijd als systeembeheerder werd me verteld dat dit de toekomst was. Harde schijven en besturingssystemen waren heel erg jaren 90 en rond 2010 zouden we allemaal via thin clients werken. Een deel van die visie is uitgekomen, we besteden veel uit aan servers (of de cloud, als je het zo wilt noemen) maar apparaten zijn nog steeds fat clients waarbij vooral het lokale primaire geheugen wordt aangesproken voor verwerking. Dat geldt zelfs voor moderne mobiele apparaten als smartphones.
Op Dell EMC World horen we de term 'thin client' nog af en toe voorbij komen, vooral omdat de computergigant ook nog een thin client-business heeft. Maar interessant is dat het voor de hand ligt dat de droom van de thin client alsnog uitkomt de komende jaren en zeker gedurende het volgende decennium. Het ligt voor de hand dat sensoren en toekomstige mobiele hardware zelf dom zijn en de intelligentie uit de cloud halen, want dat is een trend die we al jaren zien.
Nog niet klaar voor revolutie
Een reden dat de thin client niet groot werd in het vorige decennium en de jaren erna, vermoed ik op basis van de resultaten van diverse pilotprojecten van IT'ers die ik de laatste jaren sprak, is dat het tijdperk er gewoon nog niet was. Een extreem client-server systeem werkt alleen maar als je er de back-end voor hebt. Zodra je prestatieverlies hebt in vergelijking met je fat client (de pc) omdat gegevens constant worden gestreamd vanaf servers, krijg je - terecht - klagende gebruikers.
Het is in feite dezelfde klacht die je hoorde bij de eerste generatie Chromebooks. Die apparaten kun je zien als tussenvorm van fat en thin client: er is nog wel een lokale omgeving, maar veruit het meeste werk wordt online uitgevoerd. Dat was ook de achilleshiel van het concept: viel je verbinding weg, dan kon je weinig meer. Vijf jaar geleden zorgde Google er mede om deze klacht voor dat je beter lokaal kon werken en opslaan in ChromeOS. Een volledig cloud-OS, daar was de wereld nog niet klaar voor.
Clients worden thinner
Ik ben er nog niet zeker van of de wereld daar nu wél klaar voor is, maar het ligt voor de hand dat we langzaam deze kant opgaan. De thin clients van 2020 en verder zijn slimme apparaten die zeer weinig aan boord hebben maar vrijwel volledig inprikken op de server. Denk aan fitnessbanden, witgoed, smartphones van de toekomst, keukenapparatuur, horloges, auto's - oftewel wat we tegenwoordig IoT noemen.
Hierna: Hoge prestaties in een terminalsysteem hangen af van de communicatietechnologie tussen client en server.
Even los van de enorme security-implicaties van dat constante streamen van data - waar we het al diverse keren uitgebreid over hebben gehad op Computerworld - is dit een revolutie die computergiganten al jaren zien aankomen. De infrastructuur die vereist is komt eraan en ligt er voor een deel al. Denk aan de cloudservers van Amazon en Microsoft. Wat we verder nodig hebben is een stevige dekking van snelle mobiele verbindingen.
Voorwaarde is connectiviteit
Overal wifi bijvoorbeeld. Deskundigen verwachten veel van het nog niet gedefinieerde 5G, wat nu weinig meer is dan een parapluterm voor de volgende generatie van mobiele communicatie. Dat moet hopelijk krachtig genoeg zijn om de databenodigdheden van IoT-clients per basisstation te kunnen behappen, want het is duidelijk dat we met 4G niet kunnen voldoen aan de groeiende realtime dataverwerkingbehoefte die we de komende jaren gaan zien met augmented reality, connected cars, quantified self, en andere IoT-toepassingen.
Telemetrieverzamelde apparaten hebben minder behoefte aan intelligentie onboard. Menig fitnesshorloge verzamelt pure sensorinformatie en die gegevens worden opgeslagen in een smartphone-app of op het web. Daarvoor wordt er nog steeds rudimentair lokaal verwerkt, maar de verschuiving is al een tijdje gaande en gaat nog veel verder de komende jaren. Een smartphone heeft eigenlijk al geen lokale opslag meer nodig en connectiviteit wordt steeds belangrijker dan capaciteiten van het apparaat zelf.
IoT brengt thin clients
Dit moet allemaal weinig verrassend zijn voor de meeste IT'ers: het is een trend die al jaren heel langzaam richting een thin client-systeem gaat. Je smartphone is als het goed is op termijn niets meer dan een portal naar agents in de cloud, bijvoorbeeld virtuele assistenten die de enorme rekenkracht gebruiken die daar beschikbaar is. In het toestel zelf hoeft geen hypersonische CPU te zitten om stampwerk te kunnen doen.
Hardwarespecs om van te watertanden is iets om nu nog even van te genieten, want moderne SoC's draaien straks meer om welke interfaces er aan boord zijn dan om wat er aan CPU/ROM/RAM is toegevoegd. Deze beweging naar nog dommere terminals met nog slimmere servers is goed nieuws voor software-ontwikkelaars, cloudproviders en mobiele dienstverleners, maar slecht nieuws voor OEM's. Het is nu al zo lastig om de ene mobiele plak van de andere te onderscheiden - als opvallende features geen zier meer uitmaken gaat het wel heel lastig worden om een specifieke smartphone af te zetten.
Reageer
Preview